mandaathouder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·daat·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mandaat en houder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mandaathouder | mandaathouders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de mandaathouder m
Gangbaarheid
- Het woord 'mandaathouder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.