lukraak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luk·raak
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lukraak lukraker lukraakst
verbogen lukrake lukrakere lukraakste
partitief lukraaks lukrakers -

Bijvoeglijk naamwoord

lukraak

  1. op goed geluk dingen doen, zonder kennis en zonder moeite
    • Het lukrake invullen van de multiple choice test was toch niet zo heel succesvol. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen