logeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
logeren

logeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van logeren
    • Ik logeerde. 
    • Jij logeerde. 
    • Hij, zij, het logeerde. 
     Dat was nog in de woestijn toen ik bij de Trail Angels ‘Ziggi and the Bear’ logeerde na Mount San Jacinto.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia