liquideert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·qui·deert

Werkwoord

vervoeging van
liquideren

liquideert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
    • Jij liquideert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
    • Hij liquideert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van liquideren
    • Liquideert!