lig dwars

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig dwars
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
dwarsliggen

lig dwars

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsliggen
    • Ik lig dwars. 
  2. gebiedende wijs van dwarsliggen
    • Lig dwars! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarsliggen
    • Lig je dwars? 


Gangbaarheid