liepen gelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: liepen gelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlipə(n) ɣəˈlɛik / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- lie·pen ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- uit liepen (werkwoord) en gelijk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijklopen |
liepen (…) gelijk
- meervoud verleden tijd van gelijklopen
- Wij liepen gelijk.
- Jullie liepen gelijk.
- Zij liepen gelijk.
- Wij liepen gelijk.
Gangbaarheid
- Het woord liepen gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.