liep gelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: liep gelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlip ɣəˈlɛik / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- liep ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- uit liep (werkwoord) en gelijk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijklopen |
liep (…) gelijk
- enkelvoud verleden tijd van gelijklopen
- Ik liep gelijk.
- Jij liep gelijk.
- Hij, zij, het liep gelijk.
- Ik liep gelijk.
Gangbaarheid
- Het woord liep gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.