leugenkot
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: leugenkot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈløɣə(n)kɔt / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈlʏːχənkɔt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈløːɣənkɔt/
Woordafbreking
- leu·gen·kot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van leugen zn en kot zn , ruimte waar leugens zouden worden verteld, omdat de bezoekers de indruk die hun verhalen maken belangrijker vinden dan het waarheidsgehalte
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leugenkot | leugenkoten leugenkotten |
verkleinwoord | leugenkotje | leugenkotjes |
Zelfstandig naamwoord
het leugenkot o
- informeel café in Zeeland waar alcohol kan worden genuttigd (cafés werden bij de protestanten geweerd)
- Twee oude vissers zaten zwijgend naast mekaar in het leugenkot.
- Elke dag, klokslag vier uur zet de "middagploeg" zich rond de kleine salontafel in het wat ruim uitgevallen tuinhuisje aan de haven. In 't schuulhuusje of 't leugenkot, zoals ze hun vergaderkwartier zelf liefdevol aanduiden, praten Arie, Bramm, Gerard en Ko bij over de dagelijkse gebeurtenissen op 't eiland. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'leugenkot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Roth, J."Tholenaren verwarmen zich in 't leugenkot" in: de Stem jrg. 135 (14 december 1995); p. 23 kol. 1; geraadpleegd 2018-11-02