leugen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leu·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leugen leugens
verkleinwoord leugentje leugentjes

Zelfstandig naamwoord

de leugenv / m

  1. mededeling die niet waar is, met de bedoeling om anderen te misleiden
    • De jongen verzon snel een leugen om onder straf uit te komen. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de vader der leugenen
  • een leugentje om bestwil
    leugen met het excuus dat die minder schade oplevert dan het vertellen van de waarheid
  • van leugens aaneenhangen
    zeer bedrieglijk zijn; veel liegen
  • van leugens aan elkaar hangen
    zeer bedrieglijk zijn; veel liegen
Spreekwoorden
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen