legaliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ga·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
legaliseren

legaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van legaliseren
    • Ik legaliseerde. 
    • Jij legaliseerde. 
    • Hij, zij, het legaliseerde.