leg klaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg klaar
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
klaarleggen

leg klaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaarleggen
    • Ik leg klaar. 
  2. gebiedende wijs van klaarleggen
    • Leg klaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaarleggen
    • Leg je klaar? 


Gangbaarheid