lachwekkendheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lach·wek·kend·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van lachwekkend met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lachwekkendheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de lachwekkendheid v
- de mate waarin iemand anderen aan het lachen kan maken
- ▸ Hé, jij ook hier, Gogotsjka? 'Gansje gansje gak-gak- gak, lekker eten prak-prak-prak?' Deze laatste uitroep was gericht tot Gogotsjka, een heel ver familielid van de Gromeko's en een fervent aanbidder van alles wat in opstand was, die vanwege zijn domheid en lachwekkendheid 'Gansje'werd genoemd, en vanwege zijn lange magere postuur 'Lintworm'.[2]
- ▸ De lijn tussen kunst van de satire en lachwekkendheid is namelijk flinterdun. Dappere, talentvolle lui bedrijven satire. Het is de nar die op een risicoloze wijze zelfs de despoot aan het lachen krijgt.[3]
- iets wat mensen aan het lachen kan maken
Gangbaarheid
- Het woord lachwekkendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron “Satire is niet meer aan Youp van ’t Hek besteed” (30/12/2018), HP de Tijd