laboreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bo·reer

Werkwoord

vervoeging van
laboreren

laboreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laboreren
    • Ik laboreer. 
  2. gebiedende wijs van laboreren
    • Laboreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laboreren
    • Laboreer je?