laboreren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bo·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
laboreren
laboreerde
gelaboreerd
zwak -d volledig

Werkwoord

laboreren [2]

  1. inergatief lijden, tobben
    • Zij heeft lang aan deze ziekte gelaboreerd. 
  2. inergatief met grote moeite ergens aan werken
    • Daaraan is jaren lang gelaboreerd. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen