lämpade

Uit WikiWoordenboek

Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • läm·pa·de
Naar frequentie 28964

Bijvoeglijk naamwoord

lämpade

  1. bepaald nominatief gemeenschappelijk geslacht van lämpad

Bijvoeglijk naamwoord

lämpade

  1. onbepaald nominatief meervoud van lämpad

Werkwoord

lämpade

  1. verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van lämpa

Werkwoord

låt oss lämpade

  1. eerste persoon meervoud gebiedende wijs van lämpa

Werkwoord

må lämpade

  1. tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lämpa

Werkwoord

skall lämpade

  1. toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lämpa

Werkwoord

skulle lämpade

  1. tegenwoordige tijd voorwaardelijke wijs bedrijvende vorm van lämpa

Werkwoord

skulle lämpade

  1. verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lämpa