kwanselt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwan·selt

Werkwoord

vervoeging van
kwanselen

kwanselt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwanselen
    • Jij kwanselt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwanselen
    • Hij kwanselt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kwanselen
    • Kwanselt!