kroonluchter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kroon·luch·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kroon en luchter [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroonluchter | kroonluchters |
verkleinwoord | kroonluchtertje | kroonluchtertjes |
Zelfstandig naamwoord
de kroonluchter m
- een ronde hanglamp met veel kaarsen of lampen aan verschillende armen
- Restaurant Imko’s Puur Zee is ingericht in de stijl van de chique villa: een beetje stijf maar wel stijlvol - donkere stenen vloer, porseleinen vazen, groot geschikt bloemstuk, kroonluchters. Op de achtergrond draait een winkelcentrum-muzakje, net te zacht om te horen wat het precies is. De bediening is vriendelijk, en zeer correct. Een chic restaurant in de klassieke zin. [2]
- ▸ De centrale hal was voorzien van een sensationele kroonluchter, die amechtig antiek hing te zijn. `Een van onze pronkstukken,' zei de majordomus, die alles merkte, dus ook dat de lamp mij was opgevallen. 'Alleen erg lastig in het onderhoud.[3]
Gangbaarheid
- Het woord kroonluchter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroonluchter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joël Broekaert 20 januari 2017
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be