krollen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krol·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

krollen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krollen
krolde
gekrold
zwak -d volledig
  1. jankend geluid maken door krolse dieren
  2. bedrijven van de liefde
  3. krullen
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

de krollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord krol

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen