kroezel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kroe·zel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kroezel | kroezels |
verkleinwoord | kroezeltje | kroezeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de kroezel m
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kroezelen |
kroezel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezelen
- Ik kroezel.
- gebiedende wijs van kroezelen
- Kroezel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezelen
- Kroezel je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord kroezel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.