kribbebijt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kribbebijt (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkrɪbəbɛit / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- krib·be·bijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kribbebijten |
kribbebijt
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kribbebijten
- Ik kribbebijt.
- gebiedende wijs van kribbebijten
- Kribbebijt!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kribbebijten
- Kribbebijt je?
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kribbebijten
- Een paard dat kribbebijt zal zijn boventanden vastzetten op alles wat hij in zijn box kan vinden. [1]
- Zondags in de kerk mag ik niet naar je kijken, zelfs niet onder de meest vervelende preek, uit vrees, dat hij merkt dat ik je in 't oog heb; kom ik je toevallig op straat tegen, dan moet ik het hoofd omwenden, net of ik zoo'n mispunt was als mijn ouwe, die tegen oom kribbebijt; en met dat al, je zit hier uit te droogen en je half blind te werken op die gloeijend warme kast, zonder ooit een enkel pretje of verzetje. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'kribbebijt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Kribbebijten / Luchtzuigen (15 mei 2003) op website: http://paarden-encyclopedie.clubs.nl; geraadpleegd 2017-06-13
- ↑ Bilt la Motte, C. v. E. van der"De bloedverwanten" in: Het leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen jrg. 1855 deel 2 (1855) Hendrik Frijlink, Amsterdam; p. 29; geraadpleegd 2017-06-13