kraamt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kraamt

Werkwoord

vervoeging van
kramen

kraamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kramen
    • Jij kraamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kramen
    • Hij kraamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kramen
    • Kraamt!