kostengroei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·ten·groei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kostengroei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kostengroeiv

  1. toename van de prijs die men ergens voor moet betalen
     Zonder het beleid van zorgminister Schippers om de kostengroei onder controle te krijgen, zou de premie voor dit jaar echter nog zo'n 200 euro per persoon en het eigen risico circa 40 euro hoger hebben uitgepakt dan nu het geval is, benadrukt het departement. Ook zit er meer zorg in het basispakket dan voorheen.[1]
     Daarom zijn met de ziekenhuizen, huisartsen, wijkverpleegkundigen en de ggz nieuwe akkoorden gesloten over de kwaliteit en een beheerste kostengroei.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Edwin van der Aa
    “Minima betalen minder voor zorg dan in 2006” (08-03-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “De volledige troonrede: 'Meer mensen moeten merken dat het beter gaat'” (18-09-2018), Tubantia