korren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kor·ren

Zelfstandig naamwoord

de korrenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kor

de korrenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord korre


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
korren
korde
gekord
zwak -d volledig

Werkwoord

korren [1] [2]

  1. vogelgeluid voortbrengen [3]
  2. (visserij) vangen met een kor [4]
Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen