kopiëring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·pi·e·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kopiëring kopiëringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kopiëringv

  1. het maken van een reproductie van het origineel
     „Ik denk dat zich in het openbaar bestuur een sterk auteursrechtenextremisme heeft weten te nestelen, met een grote achterdocht tegen kopiëring.”[1]

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “„Erkenning kopimisme grote stap vooruit”” (06-01-2012), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be