koekt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koekt

Werkwoord

vervoeging van
koeken

koekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeken
    • Jij koekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koeken
    • Hij koekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van koeken
    • Koekt!