knevelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kne·velt

Werkwoord

vervoeging van
knevelen

knevelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knevelen
    • Jij knevelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knevelen
    • Hij knevelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van knevelen
    • Knevelt!