klonk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klonk

Werkwoord

vervoeging van
klinken

klonk

  1. enkelvoud verleden tijd van klinken
    • Ik klonk. 
    • Jij klonk. 
    • Hij, zij, het klonk. 
     ‘I’m Savage. What’s your name?’ klonk het vanachter de spiegelglazen.[1]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be