klerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klerk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schrijver’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1210 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord klerk klerken
verkleinwoord klerkje klerkjes

Zelfstandig naamwoord

de klerkm

  1. (beroep) iemand die administratieve werkzaamheden verricht
    • De klerk deed de boekhouding. 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen