kleinkunst
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleinkunst (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klein·kunst
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘cabaretkunst’ voor het eerst aangetroffen in 1920 [1]
- samenstelling van klein en kunst [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kleinkunst | kleinkunsten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (kunst) podiumkunst in de eerste plaats bedoeld om te amuseren zoals cabaret maar ook het luisterlied en de musical
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord kleinkunst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleinkunst" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kleinkunst" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kleinkunst op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be