kandideert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·di·deert

Werkwoord

vervoeging van
kandideren

kandideert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandideren
    • Jij kandideert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandideren
    • Hij kandideert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kandideren
    • Kandideert!