intueert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tu·eert

Werkwoord

vervoeging van
intueren

intueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intueren
    • Jij intueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intueren
    • Hij intueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van intueren
    • Intueert!