introduceer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: introduceer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·tro·du·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
introduceren |
introduceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van introduceren
- Ik introduceer.
- gebiedende wijs van introduceren
- Introduceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van introduceren
- Introduceer je?