intrigeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tri·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
intrigeren |
intrigeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intrigeren
- Ik intrigeer.
- gebiedende wijs van intrigeren
- Intrigeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intrigeren
- Intrigeer je?