interpreteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·pre·teer

Werkwoord

vervoeging van
interpreteren

interpreteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interpreteren
    • Ik interpreteer. 
  2. gebiedende wijs van interpreteren
    • Interpreteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interpreteren
    • Interpreteer je?