interpreteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·pre·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
interpreteren |
interpreteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interpreteren
- Ik interpreteer.
- gebiedende wijs van interpreteren
- Interpreteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interpreteren
- Interpreteer je?