interne

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·ne

Bijvoeglijk naamwoord

interne

  1. verbogen vorm van de stellende trap van intern

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
interne internes

Bijvoeglijk naamwoord

interne

  1. intern, inwendig

Werkwoord

vervoeging van
interner

interne

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van interner
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van interner
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van interner


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
internar

interne

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van internar