instrueerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·stru·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
instrueren |
instrueerden
- meervoud verleden tijd van instrueren
- Wij instrueerden.
- Jullie instrueerden.
- Zij instrueerden.
- Wij instrueerden.
vervoeging van |
---|
instrueren |
instrueerden