inspanden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·span·den

Werkwoord

vervoeging van
inspannen

inspanden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inspannen
    • ...dat wij inspanden. 
    • ...dat jullie inspanden. 
    • ...dat zij inspanden.