insinueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·si·nu·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
insinueren

insinueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van insinueren
    • Ik insinueerde. 
    • Jij insinueerde. 
    • Hij, zij, het insinueerde.