indoctrineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·doc·tri·neer

Werkwoord

vervoeging van
indoctrineren

indoctrineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indoctrineren
    • Ik indoctrineer. 
  2. gebiedende wijs van indoctrineren
    • Indoctrineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indoctrineren
    • Indoctrineer je?