indeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·deelt

Werkwoord

vervoeging van
indelen

indeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indelen
    • ... dat jij indeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indelen
    • ... dat hij indeelt.