indachten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dach·ten

Werkwoord

vervoeging van
indenken

indachten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van indenken
    • ...dat wij indachten. 
    • ...dat jullie indachten. 
    • ...dat zij indachten.