incompatibel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·com·pa·ti·bel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | incompatibel | incompatibeler | incompatibelst |
verbogen | incompatibele | incompatibelere | incompatibelste |
partitief | incompatibels | incompatibelers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onverenigbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
incompatibel
- onverenigbaar.
Vertalingen
1. onverenigbaar
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord incompatibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.