inaugureer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inaugureer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·au·gu·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inaugureren |
inaugureer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inaugureren
- Ik inaugureer.
- gebiedende wijs van inaugureren
- Inaugureer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inaugureren
- Inaugureer je?