hypothekeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hypothekeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hy·po·the·keer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hypothekeren |
hypothekeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypothekeren
- Ik hypothekeer.
- gebiedende wijs van hypothekeren
- Hypothekeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypothekeren
- Hypothekeer je?