hypnotiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hyp·no·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
hypnotiseren

hypnotiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypnotiseren
    • Jij hypnotiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypnotiseren
    • Hij hypnotiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hypnotiseren
    • Hypnotiseert!