hybridisch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hybridisch (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hy·bri·disch
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bastaard-’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van hybride met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hybridisch | hybridischer | |
verbogen | hybridische | hybridischere | |
partitief | hybridisch | hybridischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hybridisch [3]
- uit ongelijksoortige elementen bestaand
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord hybridisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "hybridisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hybridisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).