huizenkoper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hui·zen·ko·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huizenkoper huizenkopers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huizenkoperm

  1. iemand die door het betalen van geld eigenaar wordt van een woning
     "Het is een erg transparant systeem", zegt econoom Høegh. "De huizenkoper kan in de krant lezen wat de rente vandaag is en wat dat voor hun hypotheek betekent."[1]
     Hoeveel inflatie het CBS meet, is bepalend voor heel veel zaken. Het beïnvloedt in hoeverre de lonen mee moeten stijgen om er niet op achteruit te gaan, maar ook hoe hard de huren mogen stijgen. De inflatie bepaalt ook het beleid van de centrale bank, dat weer van invloed is op hoeveel rente een huizenkoper betaalt voor een hypotheek.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 19 oktober 2022 Weblink bron “Bij deze bank krijgen klanten geld toe op hun hypotheek” (Zaterdag 24 augustus 2019, 19:58), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 oktober 2022 Weblink bron
    Charlotte Waaijers
    “Huizenprijzen stijgen en stijgen, maar in inflatie zie je dat niet terug” (Dinsdag 12 januari 2021, 18:18), NOS