huiskamerdeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·ka·mer·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiskamerdeur huiskamerdeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de huiskamerdeurv / m

  1. de deur tussen de huiskamer en de rest van de woning
     Sinds Pinksteren heb ik de huiskamerdeur nog geregeld open zien en horen springen onder de lichte druk van Tonio's vinger.[1]
     Even dwalen mijn gedachten af naar een half geverfde huiskamerdeur thuis, een ov-chipkaart in een broodtrommel en een slaapkamer die er regelmatig uitziet als een ontplofte kledingwinkel.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron
    Rutger Verhoeff
    “Als ze twee telefoontjes tegelijk krijgt, raakt ze in paniek” (14-02-2022), Tubantia