hotelpiraat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·tel·pi·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelpiraat hotelpiraten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hotelpiraatm

  1. iemand die, na een verblijf in een hotel, zonder betalen vertrekt
     ENSCHEDE/ASSEN - De ‘hotelpiraten’ Jan V. en Jolanda H. blijven voorlopig vastzitten. Dat is donderdag bepaald tijdens de zogenoemde pro-formazitting in de rechtbank in Assen, schrijft Het Dagblad van Het Noorden. V. en H. dupeerden in juli hotel MarCant in Tubbergen voor bijna 1.000 euro. Het hotel bleek niet het enige slachtoffer van het duo.[1]
     De hotelpiraten die het Van der Valk concern veel schade hebben gebracht, hadden veel zwaarder bestraft moeten worden, vindt Ciel Leijendekkers.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 7 juni 2023 Weblink bron “‘Hotelpiraten’ die ook toesloegen in Tubbergen blijven vastzitten” (29-11-2018), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 juni 2023 Weblink bron “’Straf hotelpiraten te soft’” (16 mrt. 2023), De Telegraaf