hospitalisatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos·pi·ta·li·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hospitalisatie hospitalisaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hospitalisatiev

  1. (medisch) opneming in een ziekenhuis, ziekenhuisopname
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen